Naar inhoud springen

overheersend

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 9 mei 2020 om 03:22 (→‎top: Leesonderzoek; refs)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • over·heer·send
vervoeging van: overheersen
verbogen vorm: overheersende

overheersend

  1. onvoltooid deelwoord van overheersen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen overheersend overheersender overheersendst
verbogen overheersende overheersendere overheersendste
partitief overheersends overheersenders -

overheersend

  1. dominerend, heerszuchtig, de overhand hebbend, penetrerend
    • De rode pepers waren te overheersend in het toch al heel scherpe gerecht. 
    • Hij was een overheersend type baas die niemand liet mee beslissen. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be