ervoor
Uiterlijk
- er·voor
- samenstelling van er en voor
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | voor | |
persoonlijk | ervoor | |
aanwijz. | nabij | hiervoor |
veraf | daarvoor | |
vragend/betrekk. | waarvoor |
(scheidbaar)
ervoor
- persoonlijk: vervangt *voor+het, *voor+ze
- voor het doel, voor de reden
- Hij kreeg een prijs ervoor.
- voor deze tijd
- Sinds 1813 is Nederland een koninkrijk. Ervoor was het een republiek
- voor het doel, voor de reden
- Het woord ervoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ervoor" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Voornaamwoordelijk bijwoord in het Nederlands
- Trefwoorden in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %