Global Marine
Global Marine Drilling Company | ||||
---|---|---|---|---|
Grootaandeelhouders | Union Oil | |||
Oprichting | 1958 | |||
GlobalSantaFe | 2001 | |||
Oorzaak einde | Fusie | |||
Land | Verenigde Staten | |||
Sector | Offshoreboormaatschappij | |||
|
Global Marine was een offshoreboormaatschappij die in 1958 ontstond toen Union Oil alle aandelen overnam van CUSS.
CUSS
[bewerken | brontekst bewerken]Het CUSS-consortium was gevormd in 1949 toen Shell Oil zich voegde bij Continental, Union en Superior om technieken te ontwikkelen om voor de kust van Californië te kunnen boren. De eerste twee werkten al samen sinds 1946 en Superior had zich in 1948 aangesloten.
In 1951 bouwde het een oude onderzeebootjager om tot het boorschip Submarex. Zo werden methodes ontwikkeld om te boren vanaf een bewegend schip en de ervaringen die hiermee opgedaan werden, werden verwerkt in een YF-ponton dat in 1954 werd omgebouwd tot de CUSS I.
Louis N. Waterfall, Inc.
[bewerken | brontekst bewerken]Vanwege de problematiek rond onder meer intellectueel eigendom en aansprakelijkheid werd in 1955 Louis N. Waterfall, Inc. opgericht naar de geoloog van Union Oil die het daarna zou leiden. Om langetermijncontracten onder te brengen, werd als dochteronderneming Global Marine Drilling Company opgericht.
Global Marine
[bewerken | brontekst bewerken]In 1958 bleek dat de belangen van de vier oliemaatschappijen steeds meer uit elkaar gingen lopen en zo werd besloten dat zij uit Waterfall zouden stappen. Op zoek naar financiering werd uiteindelijk Union Oil bereid gevonden om voor 80% deel te nemen in het nieuwe bedrijf, terwijl het personeel het restant voor zijn rekening nam. Zo werd op 12 november 1958 Global Marine Exploration Company opgericht met Global Marine Drilling Company als uitvoerende tak.
Standard Oil Company of California, het latere Chevron, werd de eerste klant en deze verkocht haar Western Explorer in 1962 aan Global. Global nam in 1960 ook de SM-1 over van Humble Oil en van Richfield in 1963 de Rincon en in 1970 de La Ciencia. Zo werd Global een pionierende operator van boorschepen.
Tot dan werd geboord terwijl de schepen met ankers op positie werd gehouden. Voor Project Mohole werd de CUSS I in 1961 uitgerust met vier grote Harbormaster buitenboordvoortstuwers. Hiermee wist men vanaf maart 1961 het schip handmatig op binnen zo'n 600 voet (180 meter) positie te houden en te boren in waterdieptes tot 3500 meter.
Al deze schepen waren omgebouwd van surplusmateriaal van het Amerikaanse leger. De CUSS II was in 1962 de eerste die nieuw werd gebouwd, gevolgd door de CUSS III, CUSS IV en CUSS V. De eerste opdracht van de CUSS V was in de Golf van Sidra voor de kust van Libië waar de Libyan Atlantic Company vier concessies had gekregen. Daar bleek de scheepsnaam te veel op een arabisch scheldwoord, waarop de vier nieuwe schepen Glomar werden genoemd in plaats van CUSS. De CUSS I zou nooit een dergelijke oversteek maken en behield de naam.
In 1965 volgde de Glomar Sirte-serie, drie omgebouwde bulkcarriers, en in 1967 de Glomar Grand Isle-serie, driemaal nieuwbouw. De laatste daarvan was in 1968 de Glomar Challenger, speciaal gebouwd voor het Deep Sea Drilling Project. Dit was het eerste schip van Global dat was uitgerust met een dynamisch positioneringssysteem.
In 1972 werd de Glomar Grand Banks opgeleverd, de eerste uit een serie van drie. In 1977-78 volgde een groter ontwerp met de Glomar Pacific en de Glomar Atlantic.
Project Azorian
[bewerken | brontekst bewerken]In de tussentijd werd in 1973 de Hughes Glomar Explorer opgeleverd. Het was gebouwd voor de Hughes Tool Company van Howard Hughes en moest mangaanknollen mijnen. In werkelijkheid was het gebouwd voor de CIA om Project Azorian uit te voeren, een poging om de K-129 te bergen. Deze Russische onderzeeër was in 1968 gezonken bij Hawaï en in 1974 werd een deel van het wrak gelicht.
Diversificatie
[bewerken | brontekst bewerken]De boorschepen hadden echter hun beperkingen. Op ondiep water waren ze duurder dan hefplatforms (jack-ups) en in zware weersomstandigheden zoals bij Canada en op de Noordzee bleken ze aanmerkelijk meer waiting on weather-tijd te hebben dan halfafzinkbare platforms (semi's). Jack-ups werden al sinds begin jaren 1950 gebruikt en semi's vanaf begin jaren 1960. Daarnaast ontstond er vooral na de ontdekking van de Noordzee-olievelden ook concurrentie uit Europa. Global had daar in 1964 al met de van Barnwell gecharterde LeTourneau jackup Mr. Cap de eerste offshoreboring in Nederlandse wateren voltooid.
Nadat 1976 en 1977 een verslechterde markt lieten zien, werd dan ook besloten om te diversificeren en werd ook in jack-ups en semi's geïnvesteerd. Een aantal oudere schepen werd verkocht, waaronder de CUSS I, en een aantal werd omgebouwd. In 1978 werd een semi uit de Ocean Victory-serie overgenomen, de vier jaar oude Odin Drill. Dit werd de Glomar Semi I, vanaf 1981 de Glomar Biscay I. In 1980 werd uit dezelfde serie de Norskald uit 1973 overgenomen. Dit werd de Glomar Semi II, later de Glomar Biscay II. In 1983 werd de nieuwe Glomar Arctic I opgeleverd, de eerste uit een serie van drie semi's naar Pacesetter-ontwerp van Friede & Goldman.
In 1979 werd de eerste jack-up opgeleverd, een Marathon-LeTourneau-ontwerp. Deze Glomar Jackup I werd later Glomar High Island I en was de eerste in een serie van negen die tot 1983 gebouwd werd. Van dezelfde ontwerpers kwam de Glomar Adriatic-serie. In 1982 werden vier jack-ups uit de Glomar Main Pass-serie opgeleverd naar een ontwerp van Friede & Goldman.
In 1984 werd een uniek platform opgeleverd volgens Super Concrete Island Drilling System-ontwerp. De Glomar Beaufort Sea 1 was een betonnen platform geschikt om te werken in de arctische omstandigheden van de Beaufortzee.
Dat betekende geen einde aan de boorschepen. In 1983 werd de Glomar R.F. Bauer opgeleverd. In 2000 werd het ruim drie keer zo grote Glomar Hull 456-ontwerp Glomar C.R. Luigs opgeleverd, gevolgd door de Glomar Jack Ryan.
Chapter 11
[bewerken | brontekst bewerken]Eind 1985 besloot Saoedi-Arabië door te veel dalende productie te stoppen met zijn rol als swing-producer. De extra productie daarna had een grote daling van de olieprijs tot gevolg en betekende dat veel oliemaatschappijen hun investeringen naar beneden schroefden. Dit had grote gevolgen voor Global Marine en op 27 januari 1986 vroeg het Chapter 11 aan. Dit zou tot 28 februari 1989 duren, maar het bedrijf wist deze periode door te komen en daarbij de vloot vrijwel intact te houden. Vanaf 1994 werd weer winst gemaakt.
In 2001 fuseerde Global Marine met Santa Fe en vormde zo GlobalSantaFe, na Transocean Sedco Forex de grootste offshoreboormaatschappij.
Vloot
[bewerken | brontekst bewerken]De scheepsnamen van Global Marine worden vanaf 1962 allemaal voorafgegaan door het woord Glomar, een samenvoegsel van Global en Maritime.
In 2004 werd er in de havenstad Den Helder in Nederland een rederij opgericht met de naam Glomar. De vloot van Glomar kent dezelfde constructie met scheepsnamen als Global Maritime. Er is echter geen enkele relatie tussen beide ondernemingen.
Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]- Burleson, C.W. (1998): Deep Challenge. Our Quest for Energy Beneath the Sea, Gulf Professional Publishing