Naar inhoud springen

Jorge Semprún

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jorge Semprún in 2009

Jorge Semprún Maura (Madrid, 10 december 1923Parijs, 7 juni 2011) was een Spaanse schrijver en politicus. Vrijwel al zijn werk schreef hij in het Frans. Van 1988 tot 1991 was Semprún minister van Cultuur van Spanje.

Jorge Semprún werd in 1923 geboren in een welgesteld links-liberaal gezin in Madrid. Hij was de vierde van zeven kinderen van Susana Maura Gamazo, een dochter van de conservatieve voorman Antonio Maura, en van José María Semprún Gurrea, een advocaat en hoogleraar in de rechten, die verder onder meer gouverneur van de Spaanse provincie Toledo was. Na het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog ging de familie Semprún in ballingschap, aanvankelijk in een dorp in de buurt van het Franse Lourdes en daarna in Den Haag, waar Semprúns vader ambassadeur van de Spaanse republiek werd. Na de overwinning van het Franco-regime in 1939 en de daaropvolgende sluiting van de Spaans-republikeinse diplomatieke vertegenwoordiging in Nederland verhuisde het gezin naar Parijs. Semprún volgde daar het Gymnasium Henri IV en ging vervolgens aan de Sorbonne filosofie studeren.

Tweede Wereldoorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Slag om Frankrijk en de daaropvolgende bezetting van dat land door Nazi-Duitsland trad Semprún in 1941 toe tot de Francs-Tireurs et Partisans, een communistische verzetsgroep binnen de Franse Résistance. Een jaar later werd hij lid van de Partido Comunista de España (PCE), de Spaanse Communistische Partij. In 1943 werd hij door de Gestapo gearresteerd. Hierdoor raakte hij stateloos: omdat hij voor zijn gevangenneming in ballingschap had geleefd, werd hij door het Franco-regime niet als Spaans staatsburger erkend. Na gefolterd en verhoord te zijn in de gevangenis van Auxerre werd hij gedeporteerd naar het concentratiekamp Buchenwald. Hier werd Semprún tewerkgesteld bij de Arbeitsstatistik en raakte hij betrokken bij het toen al door communisten opgebouwde kampverzet, onder meer bij het organiseren van culturele activiteiten voor andere Spaanse gevangenen.

Costa-Gavras in 1970

Na de oorlog keerde Semprún naar Parijs terug en werd hij actief binnen de PCE. Tot 1952 werkte hij als vertaler bij de UNESCO. Van 1953 tot 1962 was hij een belangrijke coördinator van de clandestiene activiteiten tegen het Franco-regime van deze toentertijd in Spanje verboden partij. Hij verbleef daarvoor (onder schuilnamen als Federico Sanchez en Juan Larrea) verschillende keren illegaal in dat land. In 1954 werd Semprún lid van het Comité Central van de PCE. Twee jaar later trad hij toe tot het Comité ejecutivo, het politbureau van die partij. Na conflicten tussen stalinistische en minder dogmatische PCE-aanhangers werd Semprún in 1964 echter vanwege "verschillen van inzicht over de partijkoers" uit de PCE gezet. Semprún, die toen zijn vertrouwen in het communisme reeds had verloren, legde zich hierna toe op het schrijven van boeken en filmscenario's.

Na de democratisering van Spanje in 1978 keerde Semprún naar zijn vaderland terug en nam hij de Spaanse nationaliteit weer aan. Van 1988 tot 1991 was hij partijloos Ministro de Cultura (minister van Cultuur) in de derde en vierde regering onder leiding van de sociaaldemocratische premier Felipe González.

In 1996 werd Semprún gekozen tot lid van de Académie Goncourt, die sinds 1903 jaarlijks de Prix Goncourt uitreikt, een van de belangrijkste Franse literatuurprijzen. Semprún kon niet toetreden tot de Académie française, omdat hij de Franse nationaliteit niet had. Voor zijn werk ontving hij verschillende literaire prijzen uit meerdere landen. In 2007 werden Semprún eredoctoraten verleend door de Universität Potsdam en de Université Rennes 2 Haute Bretagne.

Semprún woonde in Parijs. Hij is de vader van de Franse publicist Jaime Semprun.

Semprún als schrijver

[bewerken | brontekst bewerken]

Thematiek en stijl

[bewerken | brontekst bewerken]

Vrijwel al Semprúns werk, waarvoor hij veelvuldig werd onderscheiden, is in het Frans geschreven en in meerdere of mindere mate autobiografisch. Twee steeds terugkerende onderwerpen zijn het grauwe kampleven in Buchenwald en Semprúns ervaringen als lid van de PCE ten tijde van het Franco-regime. Toch komen in zijn boeken ook fictieve elementen en personen voor. Dit is mede een gevolg van Semprúns voorkeur voor literaire toespelingen, zowel naar Franse als Spaanse auteurs, die fictie en autobiografische waarheid onscheidbaar met elkaar verweven. Zijn werk kenmerkt zich verder door zelfbewustzijn. Belangrijke thema's zijn ook de manier waarop gebeurtenissen in het geheugen voortleven en de wijzen waarop de gruwelijkheid van het concentratiekamp kan worden verteld aan een publiek dat niet in staat is die te bevatten.

Semprúns stijl is nagenoeg steeds niet-lineair en niet-chronologisch: hij maakt voortdurend zijstappen naar het verleden en de toekomst. Ook herhaling is een kenmerk van Semprúns werk, waarbij hij met iedere herhaling de beschreven gebeurtenis telkens een andere betekenis geeft.

Enkele publicaties

[bewerken | brontekst bewerken]

Semprúns eerste boek, dat werd gepubliceerd in 1963, was Le Grand Voyage (De grote reis), waarin hij zijn verblijf in Buchenwald beschreef, aangevuld met fictieve elementen. Hij deed dit aan de hand van zijn herinneringen aan de lange treinreis naar en de aankomst in het kamp, die hij echter afwisselde met flashbacks naar zijn ervaringen in het Franse verzet en beschrijvingen van het kampleven en gebeurtenissen na zijn bevrijding uit Buchenwald. In 1964 kreeg Semprún voor dit boek de Prix Formentor.

In 1980 verscheen Semprúns Quel beau dimanche! (Wat een mooie zondag!), opnieuw een gefictionaliseerde vertelling over het leven in Buchenwald en de tijd daarna. Hij beschreef hierin van uur tot uur één dag van zijn verblijf in het kamp, maar wisselde dat hier eveneens af met verhalen over gebeurtenissen voorafgaand en volgend op die ene dag. Semprún leverde daarbij kritiek op zowel het communisme als het fascisme. Hij werd tot het schrijven van dit boek mede geïnspireerd door Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj (1962), een novelle waarin Aleksandr Solzjenitsyn een dag in een kamp van de Russische Goelag-archipel beschreef.

In 1994 publiceerde Semprún L'écriture ou la vie (Schrijven of leven), waarin hij wederom enige aan zijn kampervaringen gerelateerde thema's aan de orde stelde. De nadruk lag nu echter op het leven met de herinneringen aan die tijd en hoe daarover te schrijven. In dit boek behandelde hij enkele al in eerder werk beschreven gebeurtenissen en gaf hij een verklaring voor de door hem gemaakte literaire keuzes.

Tussen 1966 en 1997 schreef Semprún verder een veertiental filmscenario's, onder meer voor La guerre est finie (1966) van Alain Resnais en de politieke thriller Z (1969) van Costa-Gavras.

Filmscenario's

[bewerken | brontekst bewerken]

Andere activiteiten

[bewerken | brontekst bewerken]

Bibliografie (selectie)

[bewerken | brontekst bewerken]
  • (de) Küster, Lutz (1989) Obsession der Erinnerung: das literarische Werk Jorge Semprúns. Proefschrift. Frankfurt am Main: Vervuert. ISBN 3-89354-410-0.
  • (es) Molero de la Iglesia, Alicia (2000) La autoficción en España: Jorge Semprún, Carlos Barral, Luis Goytisolo, Enriqueta Antolín y Antonio Muñoz Molina. Bern: Lang. ISBN 3-906765-29-6.
  • Venmans, Peter (1992) Schrijven in de politieke tijd: essays over Semprún, Vargas Llosa, Borges, Cortázar en Vázquez Montalbán. Kampen: Kok Agora/Kapellen: DNB/Pelckmans. ISBN 90-391-0039-X resp. ISBN 90-289-1710-1.
[bewerken | brontekst bewerken]