Naar inhoud springen

Berm (strook): verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
aanpassing
→‎Geschiedenis: aanpassing
Regel 25: Regel 25:
Naarmate de bevolkingsdichtheid en het aantal verplaatsingen toenamen werd het op de paden drukker. In de jaren 30 van de [[20e eeuw]] is men begonnen met het verharden van de wegen, eerst de rijks- en [[provinciale weg]]en, daarna pas de gemeentelijke wegen. In die tijd is men ook begonnen met het aanleggen van bermen. Het onderhoud van de bermen gebeurde door agrariërs. Het vee graasde in de bermen en/of het [[maaien|maaisel]] werd als veevoer aan het vee gegeven.
Naarmate de bevolkingsdichtheid en het aantal verplaatsingen toenamen werd het op de paden drukker. In de jaren 30 van de [[20e eeuw]] is men begonnen met het verharden van de wegen, eerst de rijks- en [[provinciale weg]]en, daarna pas de gemeentelijke wegen. In die tijd is men ook begonnen met het aanleggen van bermen. Het onderhoud van de bermen gebeurde door agrariërs. Het vee graasde in de bermen en/of het [[maaien|maaisel]] werd als veevoer aan het vee gegeven.


In de jaren 50 werd de kwaliteit van het maaisel niet meer gewaardeerd door de agrariërs. De toename van het aantal wegen en dus ook de bermen, maakten het kleinschalige beheer door agrariërs niet meer mogelijk. Om de bermen toch te onderhouden werden deze zeven tot zelfs twaalf keer [[Maaien#Berm|geklepeld]]. In deze tijd werden de Nederlanders ook [[mobiliteit|mobieler]], het zogenaamde [[bermtoerisme]] ontstond. Hele gezinnen trokken eropuit om in de berm te [[picknick]]en. In de jaren zestig pleitte professor [[Piet Zonderwijk]] (verbonden aan de Universiteit van Wageningen) voor het maken van 'bonte bermen'. Halverwege de jaren zeventig werd het ecologisch beheren van bermen langs rijkswegen beleid.
In de jaren 50 werd de kwaliteit van het maaisel niet meer gewaardeerd door de agrariërs. De toename van het aantal wegen en dus ook de bermen, maakten het kleinschalige beheer door agrariërs niet meer mogelijk. Om de bermen toch te onderhouden werden deze zeven tot zelfs twaalf keer [[Klepel#Klepelen|geklepeld]], wat weer zorgde voor bemesting en dus snellere groei. In deze tijd werden de Nederlanders ook [[mobiliteit|mobieler]], het zogenaamde [[bermtoerisme]] ontstond. Hele gezinnen trokken eropuit om in de berm te [[picknick]]en. In de jaren zestig pleitte professor [[Piet Zonderwijk]] (verbonden aan de Universiteit van Wageningen) voor het maken van 'bonte bermen'. Halverwege de jaren zeventig werd het ecologisch beheren van bermen langs rijkswegen beleid.


==Zie ook==
==Zie ook==

Versie van 4 jul 2014 11:52

Dit artikel gaat over het begrip berm uit de wegenbouwkunde. Voor het gelijknamige begrip uit de vestingbouw, zie Berm (vesting).
Slootberm langs fietspad

Een berm is een strook grond langs een weg, die meestal jaarlijks éénmaal of enkele malen wordt gemaaid en die begroeid is met grasachtige en kruidachtige planten. Ook is de berm soms verhard met behulp van grasbetonblokken.

Een middenberm is meestal aanwezig bij autosnelwegen om de rijbanen van elkaar te scheiden.

Functies

De hoofdfunctie van een berm is de wegenbouwkundige functie. Een berm geeft steun aan het weglichaam en dient als reserveruimte voor een eventuele verbreding van de weg.

De tweede hoofdfunctie is de verkeerskundige functie. Een berm biedt plaats voor straatmeubilair, zoals reflectorpaaltjes, bewegwijzering. Om het wegmeubilair zichtbaar te houden moet er regelmatig worden gemaaid.

Een berm is verkeersgeleidend en dient als uitwijkplaats in noodgevallen. Een berm kan verder dienen als opslagplaats voor materiaal en materieel bij werkzaamheden, zodat deze niet extra verkeersbelemmerend zijn.

Een berm heeft nog een aantal andere civieltechnische nevenfuncties, zoals plaats voor het ingraven van kabels en leidingen.

Een berm kan in sommige gevallen dienst doen als waterkerende kade en een berm dient voor de buffering en het afvoeren van regenwater met de daarin meegevoerde stoffen.

Bermen hebben naast deze technische functies nog een aantal overige functies. Bermen worden gebruikt voor de harmonieuze inpassing van wegen in het landschap. Een goed ontwikkelde berm, met alle verschillende bloemen en planten zorgt voor een hoge belevingswaarde. De belevingswaarde is niet alleen hoog voor de recreant, maar ook voor de automobilist en zijn passagiers.

Naast al deze functies voor de mens hebben bermen ook nog een belangrijke functie voor de flora, vegetatie en fauna. Door de intensieve bemesting in de landbouw zijn veel planten, die van een voedselarm milieu houden, veel zeldzamer geworden, hierdoor zijn er zelfs een aantal soorten zo zeldzaam geworden dat ze extra bescherming vragen (rode lijstsoorten). Een voedselarme berm is dan vaak de laatste plaats waar deze soorten zich kunnen handhaven. Circa de helft van de ongeveer 1450 Nederlandse plantensoorten komen in wegbermen voor, 15% van de soorten in de berm staan op de rode lijst. Een berm kan ook een goede verbindingszone zijn voor fauna, een berm kan een verbinding vormen tussen het voedselgebied en het leefgebied en/of het overwinteringsgebied en het voortplantingsgebied van dieren. Lintvormige beplantingen, zoals bermen hebben ook voor fauna een geleidende functie. Als een ecologisch beheerde berm binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ligt, kan deze een toegevoegde waarde hebben.

Geschiedenis

Vroeger verplaatsten mensen zich vaak over smalle voetpaden en onverharde wegen door het landschap. In bepaalde heideterreinen kan men nog prehistorische paden ontdekken die door het veelvuldig gebruik zijn uitgestoven en zodoende een golvend patroon veroorzaken. In natte stukken of veengebieden werden de paden verhoogd of werden knuppelpaden aangelegd. Langs paden door bosrijke gebieden werden de bomen en struiken teruggedrongen en zo ontstonden de eerste bermen.

Naarmate de bevolkingsdichtheid en het aantal verplaatsingen toenamen werd het op de paden drukker. In de jaren 30 van de 20e eeuw is men begonnen met het verharden van de wegen, eerst de rijks- en provinciale wegen, daarna pas de gemeentelijke wegen. In die tijd is men ook begonnen met het aanleggen van bermen. Het onderhoud van de bermen gebeurde door agrariërs. Het vee graasde in de bermen en/of het maaisel werd als veevoer aan het vee gegeven.

In de jaren 50 werd de kwaliteit van het maaisel niet meer gewaardeerd door de agrariërs. De toename van het aantal wegen en dus ook de bermen, maakten het kleinschalige beheer door agrariërs niet meer mogelijk. Om de bermen toch te onderhouden werden deze zeven tot zelfs twaalf keer geklepeld, wat weer zorgde voor bemesting en dus snellere groei. In deze tijd werden de Nederlanders ook mobieler, het zogenaamde bermtoerisme ontstond. Hele gezinnen trokken eropuit om in de berm te picknicken. In de jaren zestig pleitte professor Piet Zonderwijk (verbonden aan de Universiteit van Wageningen) voor het maken van 'bonte bermen'. Halverwege de jaren zeventig werd het ecologisch beheren van bermen langs rijkswegen beleid.

Zie ook