• zon·zij
enkelvoud meervoud
naamwoord zonzij zonzijden
zonzijdes
verkleinwoord

de zonzijv / m

  1. aan de zijde van de zon.
    • Aan de zonzij heeft het huis een luifel. 
56 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be