Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Zink
Periodiek systeem der elementen (nld)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra ** Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn Nh Fl Mc Lv Ts Og
* La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr
  • zink
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘chemisch element’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1736 [1]
  • [A] In de Westerse Wereld wordt de ontdekking van zink veelal toegeschreven aan de Duitser Andreas Marggraf in het jaar 1746. Hij gaf het metaal de huidige naam 'zink'.
  • [B] Van “sinke” (1351-1400)
enkelvoud meervoud
naamwoord zink -
verkleinwoord

[A] zink o

  1. (scheikunde), (element) een scheikundig element met symbool Zn en atoomnummer 30. Het is een blauw/wit overgangsmetaal
enkelvoud meervoud
naamwoord zink zinken
verkleinwoord zinkje zinkjes

[B] zink v/m

  1. (muziekinstrument) een meestal krom uitgevoerd koperblaasinstrument met vingergaten zoals bij een blokfluit
  2. (muziekinstrument) een orgelregister
vervoeging van
zinken

zink

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zinken
    • Ik zink. 
  2. gebiedende wijs van zinken
    • Zink! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zinken
    • Zink je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]


Periodiek systeem der elementen (lim)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra ** Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn
* La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr
  • IPA: /ˈzɪŋk/ (Etsbergs)

zink o

  1. (scheikunde), (element) zink.
  2. atoomdeeltje van zink.