zetsel
- zet·sel
- Naamwoord van handeling van zetten met het achtervoegsel -sel.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zetsel | zetsels |
verkleinwoord | zetseltje | zetseltjes |
het zetsel o
- tot woorden en regels gezette letters
- Om het zetsel bij elkaar te houden, windt de zetter er een paar keer een touwtje om.
- aftreksel, extract
- [1] zetselproef
- Het woord zetsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zetsel" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be