wil
- wil
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wil | - |
verkleinwoord | willetje | willetjes |
de wil m
- de bereidheid of zin om iets te doen
- De wil was er niet om de straat aan te vegen.
- Om de wille van de smeer, likt de kat de kandeleer.
erg vriendelijk zijn tegen iemand die je niet mag om iets van diegene gedaan te krijgen
- Tegen wil en dank (doen/zijn)
met tegenzin
- Waar een wil is, is een weg.
als je iets echt wilt, dan zul je ook slagen /de weg vinden naar je doel
- Dat wil zeggen
dat betekent
- • Het bleek dat de jongens al weken aan het cowboy-campen waren, dat wil zeggen in je slaapzak in de open lucht slapen. [1]
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
1. de bereidheid of zin om iets te doen
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
te controleren vertalingen
vervoeging van |
---|
willen |
wil
- Het woord wil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wil" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be