slijk
- slijk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slijk | - |
verkleinwoord | - | - |
het slijk o
- Het slijk der aarde
- Iemand door het slijk halen
Iemands reputatie (zwaar) beschadigen, iemand een slechte naam bezorgen
1. mengsel van aarde, vuil en water
- Het woord slijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slijk" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "slijk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ slijk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be