• schoots·veld
enkelvoud meervoud
naamwoord schootsveld schootsvelden
verkleinwoord schootsveldje schootsveldjes

het schootsveldo

  1. (militair) gebied dat men met een schietwapen kan bestrijken.
    • En hoewel ik wist dat mijn generaal gek was en hoewel ik wist dat een schootsveld een lege waan is, want van bovenaf, dat begrijp je, heb je geen schootsveld nodig, en uiteindelijk kon het ook voor de simpelste van alle generaals niet verborgen blijven dat er intussen vliegtuigen waren uitgevonden; maar de mijne was gek en had zijn lesje geleerd: schootsveld, en ik zorgde ervoor; ik had een goed team bij elkaar: natuurkundigen en architecten, en wij bliezen alles op wat ons in de weg stond; het laatste was iets groots, iets geweldigs, een heel complex van reusachtige, heel solide gebouwen: een kerk, zijgebouwen, monnikencellen, een bestuursgebouw, een hereboerderij, een hele abdij. Hugo, - hij lag precies tussen twee legers, een Duits en een Amerikaans leger, - en ik zorgde ervoor dat het Duitse leger zijn schootsveld kreeg dat het helemaal niet nodig had; toen knielden de muren voor me neer, …. [2] 
78 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Biljarten om half tien, (1959: Billard um halb zehn) Heinrich Böll
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be