• of·fice
enkelvoud meervoud
naamwoord office offices
verkleinwoord - -

het officeo

  1. (horeca) werkruimte met een voorraad schoon servies, glazen en bestek waar ook de gerechten klaar worden gezet zodat het bedienend personeel kan zorgen voor het opdienen aan de gasten
    • Als je in het office werkt, moet je vaak bestek en serviesgoed schoonmaken en sorteren. [1]
  2. (verouderd) onderdeel van een suikerwerkfabriek waar bestanddelen worden gemengd en in vormen gegoten
    • In hoofdzaak dienen de amandelen voor de bakkerij, een klein gedeelte voor dragée-afdeeling en office. [2]

ook ontleend aan het Frans

  • Samenstellingen met "office" in het Nederlands zijn in de regel afgeleid van het Engelse office.
83 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
office offices

office

  1. bureau
  2. kantoor