office
- of·fice
- van Frans office "provisiekamer, bijkeuken, (in huishoudelijke context) verwijzend naar het bereiden van maaltijden"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | office | offices |
verkleinwoord | - | - |
het office o
- (horeca) werkruimte met een voorraad schoon servies, glazen en bestek waar ook de gerechten klaar worden gezet zodat het bedienend personeel kan zorgen voor het opdienen aan de gasten
- Als je in het office werkt, moet je vaak bestek en serviesgoed schoonmaken en sorteren. [1]
- (verouderd) onderdeel van een suikerwerkfabriek waar bestanddelen worden gemengd en in vormen gegoten
- In hoofdzaak dienen de amandelen voor de bakkerij, een klein gedeelte voor dragée-afdeeling en office. [2]
- [1] aanrechtkamer
- [2] suikerwerkerij
ook ontleend aan het Frans
- Samenstellingen met "office" in het Nederlands zijn in de regel afgeleid van het Engelse office.
- Het woord office staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "office" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Veelers, H.Tendens HTRV werkboek officemedewerker (2010) Uitgeverij Edu’Actief b.v., Meppel; ISBN 978 90 3720 294 6; p. 5; geraadpleegd 2019-01-13
- ↑ Paris, G."Inleiding tot een bezoek aan de fabriek van chocolade- en suikerwerken C. Jamin te Rotterdam." in: Mededeelingen No. 45 van de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek. (1924) Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek, Den Haag; p. 18; geraadpleegd 2019-01-13
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: office (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɑfɪs/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
office | offices |
office