• kan·to·ren

de kantorenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kantoor


  • kan·to·ren
Naar frequentie zeldzaam

kantoren

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van kantor


  • kan·to·ren
Naar frequentie zeldzaam

kantoren

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van kantor


  • kan·to·ren

kantoren

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van kantor