Een plattegrond van een kade.
  • ka·de
  • Leenwoord uit het Keltisch, in de betekenis van ‘wal’ voor het eerst aangetroffen in 1111 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kade kades
kaden
verkleinwoord kadetje kadetjes

de kadev

  1. (scheepvaart) een beschoeide of gemetselde oeverstrook waaraan de schepen kunnen aanleggen
  2. (waterbeheer) een lage dijk of tijdelijke kering
vervoeging van
kaden

kade

  1. aanvoegende wijs van kaden
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]