• heet
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen heet heter heetst
verbogen hete hetere heetste
partitief heets heters -

heet

  1. heel warm
    • De koffie is nog te heet om te drinken. 
     De bergpaden waren steiler, de zon heter, de slangen groter en de afstanden tussen waterpunten langer dan ik me had voorgesteld.[4]
     De Mojave is een van de droogste en heetste gebieden van Amerika met temperaturen tot wel 50 °C.[4]
  2. scherp, pittig, brandend van smaak
    • Door de vele pepers was het eten erg heet. 
  3. op enige wijze seksueel getint of seksueel aantrekkelijk
    • Wil je m'n zaad proeven ik ga je geven wat je wil in je mond liefste in je hete mond [5]
    • Laat mij vanavond naar je kamer komen in duizend hete dromen. [6]
vervoeging van
heten

heet

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van heten
  2. gebiedende wijs van heten
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[7]