epidemisch

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  epidemisch    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• epi·de·misch

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van epidemie met het achtervoegsel -isch

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	epidemisch	epidemischer
verbogen	epidemische	epidemischere
partitief	epidemisch	epidemischers	-

Bijvoeglijk naamwoord

epidemisch

1. van de aard van een epidemie

Vertalingen

    1.   

Engels: epidemic (en), epidemical (en) Pools: epidemiczny (pl) Slowaaks: epidemický (sk)

Spaans: epidémico (es) Tsjechisch: epidemický (cs)

Gangbaarheid

• Het woord epidemisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.