vervoeging
onbepaalde wijs to  bear 
he/she/it  bears 
verleden tijd  bore 
voltooid
deelwoord
 borne 
onvoltooid
deelwoord
 bearing 
gebiedende wijs  bear 

bear

  1. overgankelijk dragen, torsen
    «The name he bore as a child, Duny, was given him by his mother, and that and his life were all she could give him, for she died before he was a year old.[1]»
    De naam Duny die hij als kind droeg, werd hem gegeven door zijn moeder en was naast het leven alles wat zij hem kon schenken, want zij stierf vóór hij een jaar oud was.[2]
  2. overgankelijk brengen
  3. overgankelijk voortbrengen
  4. overgankelijk verdragen, dulden
  5. overgankelijk uitoefenen


  1. Ursula K. Le Guin, A Wizard of Earthsea, 1968 (2004 uitg., ISBN 0-553-38304-3)
  2. Frits Oomes (vert.), Machten van Aardzee, 1974 (2000 uitg., ISBN 90-274-6837-0)
enkelvoud meervoud
bear bears

bear

  1. beer m


bear

  1. beer m