arbeidsjaar
- Geluid: arbeidsjaar (hulp, bestand)
- ar·beids·jaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbeidsjaar | arbeidsjaren |
verkleinwoord |
het arbeidsjaar o
- eenheid van werkgelegenheid: een full-time baan gedurende een jaar
- ▸ Dit en komend jaar daalt de werkgelegenheid licht in de bouw, waar de werkgelegenheid vorig jaar nog met 3,5 procent steeg, naar 463.000 arbeidsjaren.[2]
- ▸ In 2015 nam de werkgelegenheid in de bouw toe met 7.000 arbeidsjaren na zes jaar van daling . In 2016 wordt een stijging van de werkgelegenheid verwacht van 16.000 arbeidsjaren, waarvan 10.000 extra voltijds banen voor werknemers in de bouw, zo verwacht het Economisch Instituut voor de Bouw.[3]
- Het woord arbeidsjaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Bouw voorziet twee jaar stilstand, daarna weer sterke groei” (Woensdag 22 januari 2020, 06:35), NOS
- ↑ Weblink bron “De bouw heeft opdrachten zat, maar mist jonge handen” (Donderdag 26 mei 2016, 19:24), NOS