The Eloi are one of the two post-human races in H. G. Wells' 1895 novel The Time Machine.
By the year AD 802,701, humanity has evolved into two separate species: the Eloi and the Morlocks, whereof the Eloi live a banal life of ease on the surface of the earth, while the Morlocks live underground, tending machinery and providing food, clothing, and infrastructure for the Eloi. The narration suggests that the separation of species may have been the result of a widening split between different social classes. Having solved all problems that required strength, intelligence, or virtue, the Eloi have slowly become dissolute and naive: they are described as smaller than modern humans, with shoulder-length curly hair, pointed chins, large eyes, small ears, small mouths with bright red thin lips, and sub-human intelligence. They do not perform much work, except to feed, play, and mate; and when Weena falls into a river, none of the other Eloi helps her (she is rescued instead by the Time Traveler). Periodically, the Morlocks capture individual Eloi for food; and because this typically happens on moonless nights, the Eloi are terrified of darkness.
Eloi is a given name and a surname, and may refer to:
Given name:
Surname:
Saint Eligius (also Eloy or Loye) (French: Éloi) (c. 588 – 1 December 660) is the patron saint of goldsmiths, other metalworkers, and coin collectors. He is also the patron saint of veterinarians, the Royal Electrical and Mechanical Engineers (REME), a corps of the British Army, but he is best known for being the patron saint of horses and those who work with them. Eligius was chief counsellor to Dagobert I, Merovingian king of France. Appointed the bishop of Noyon-Tournai three years after the king's death in 642, Eligius worked for twenty years to convert the pagan population of Flanders to Christianity.
Eligius was born at the "villa" of Chaptelat, six miles north of Limoges, in Aquitaine (now France), into an educated and influential Gallo-Roman family. His father, recognizing unusual talent in his son, sent him to the goldsmith Abbo, master of the mint at Limoges. Later Eligius went to Neustria, the palace of the Franks, where he worked under Babo, the royal treasurer, on whose recommendation Clotaire II, king of the Franks, is said to have commissioned him to make a throne of gold adorned with precious stones.
Wakker om half vijf, weer nen halven dag voorbij
(fucking houten kop)
De kater zit vooral opzij
Lange nachten, waarschijnlijk was ik behoorlijk scheef
Misschien was het plezant, maar mijn geheugen is een zeef
Ik heb mijn oude gewoonte weeral volledig terug
En mensen merken het, ze praten achter mijne rug
'K ben als ne gokker die den helft al verloren heeft
(blijven gaan)
Precies alsof ik morgen nie meer leef
Alsof ik nie meer aan u denk ik mis u pokkehard
Da single-zijn heeft mij genekt vanaf de fucking start
Ik weet nie waarom ik feest, waarom ik niks stuur
Waarom ik uitgezogen naar een volle ?
En ik hoor de stemmen terug van gisterennacht
"Hij is zo irritant, hij is weer iets te zat"
Ik fuck het op, ik fuck het op
En vanavond ben ik fris, dan doen ik het weer
Party all night, drie uur en ik lig al neer
Ik fuck het op...
Zonder een noodkreet, zonder een teken
Ik heb u plots in een bevlieging weggesmeten
En 'k heb u laten liggen da was weeral heel stoer
Maar toen de deur dicht sloeg kneep het mijn keel toe
Nu heb ik tegenslag, stroppen zien ik heel den dag
Nu zen ik het die zit te sturen of ik toesteken mag
Ik krijg ne "fuck you, nu komd'op de proppen"
En die shit is zo waar maar toch kan ik het nie verkroppen
Ik lig te stinken in mijn bed, ik kom voor niks deruit
Ik zien gebouwen en bruggen als ik mijn ogen sluit
En 't is nie meer dan redelijk da 'k in de hel ben
Maar ik wil iemand slagen precies alsof ik het zelf ben
En ik kan nummers vol zagen maar het is te laat
Ge moet van u af bijten, 't was mijn eigen raad
Ik fuck het op, ik fuck het op
Waarschijnlijk slaan ik morgen door en dan bel ik u weer
Vier keer voicemail en dan leg ik neer