Clientkenmerken wijzigen in Remote Desktop
Nadat je een client aan een computerlijst hebt toegevoegd, kun je de verbindings-, adresserings- of identiteitscontrolekenmerken van de client wijzigen. Als je het IP-adres of de volledige domeinnaam (DNS-naam) wijzigt, wordt de verbinding verbroken en moet je de clientcomputer opnieuw zoeken.
De kenmerken van één client wijzigen
Je kunt de verbindings- en adreskenmerken van een client wijzigen.
Je kunt de volgende kenmerken wijzigen:
Adres
DNS-naam
Poort voor extern beheer
Schermdelingspoort
Inlognaam
Wachtwoord
Label
Netwerkinterface voor taakserveracties
Selecteer in Remote Desktop een computerlijst in de navigatiekolom van het hoofdvenster, selecteer één computer en kies 'Archief' > 'Toon info'.
Klik op 'Kenmerken', klik op 'Wijzig' en wijzig vervolgens de gewenste velden of kies een nieuw label uit het pop‑upmenu 'Label'.
Als de taakserver van de beheerderscomputer meerdere netwerkinterfaces heeft, kies je uit het taakserverselectiemenu de netwerkinterface die voor communicatie met de taakserver wordt gebruikt.
Klik op 'Gereed'.
Kenmerken voor meerdere clients tegelijk wijzigen
Als je kenmerken voor meerdere clients in een computerlijst wijzigt, kun je de inlognaam en het wachtwoord voor identiteitscontrole voor deze clients tegelijkertijd wijzigen.
Selecteer in Remote Desktop een computerlijst in de navigatiekolom van het hoofdvenster, selecteer een of meer computers en kies 'Archief' > 'Toon info'.
Klik op 'Kenmerken' en klik vervolgens op 'Wijzig'.
Als de taakserver van de beheerderscomputer meerdere netwerkinterfaces heeft, kies je uit het taakserverselectiemenu de netwerkinterface die voor communicatie met de taakserver wordt gebruikt.
Wijzig het veld 'Inlognaam' of 'Wachtwoord' en klik op 'Gereed'.