Naar inhoud springen

zalven

Uit WikiWoordenboek
  • zal·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zalven
zalfde
gezalfd
zwak -d volledig

zalven

  1. overgankelijk met zalf bestrijken
    • Je moet die plek even zalven zodat het sneller geneest. 
  2. overgankelijk het aanbrengen van een welriekende olie, meestal als inhuldiging in een politieke of religieuze hoedanigheid
    • De koningen van Israël werden tot koning gezalfd. 
  3. het spreken op een overdreven preektoon
    • Wat stond die dominee te zalven, zeg... 

de zalvenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zalf
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be