well
Uiterlijk
Naar frequentie | 82 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
well | better | best |
well
- goed [1], wel
- «Add the meatballs and stir to mix well.»
- Voeg de gehaktballen toe en roer door om alles goed te mengen.
- «Add the meatballs and stir to mix well.»
enkelvoud | meervoud |
---|---|
well | wells |