vooroordeel
Uiterlijk
- Geluid: vooroordeel (hulp, bestand)
- voor·oor·deel
- In de betekenis van ‘op neiging berustend oordeel’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- samenstelling van voor en oordeel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vooroordeel | vooroordelen |
verkleinwoord | vooroordeeltje | vooroordeeltjes |
het vooroordeel o
- een mening laten berusten op een gebrek aan kennis, vaak gepaard met afkeer, een vooropgezette mening
- Het hebben van een vooroordeel zit puur in het hoofd van mensen.
- Mexicanen zijn niet alleen schoonmaaksters met een raar accent of ezelrijders. Ik doe verdorie dezelfde studie als mijn collega's! Wij hebben niet altijd kans om te reizen dus ik kan me voorstellen dat we meer vooroordelen hebben. Maar Nederlanders reizen en zien allerlei culturen. Ik begrijp het echt niet." [2]
- Het woord vooroordeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vooroordeel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vooroordeel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Trouw Naïm Derbali- 15:30, 31 maart 2018 'De Nederlandse directheid is soms kwetsend voor buitenlandse studenten'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be