Naar inhoud springen

verwoesten

Uit WikiWoordenboek
  • ver·woes·ten
  • Afgeleid van woest met het voorvoegsel ver- met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwoesten
verwoestte
verwoest
zwak -t volledig

verwoesten

  1. overgankelijk totaal vernielen, niets intact laten
    • Het noodweer verwoestte de ganse oogst. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be