terug

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  terug    (hulp, bestand)
• IPA: / t(ə)ˈrʏx / (2 lettergrepen)
  • (Noord-Nederland): /trʏχ/, /təˈrʏχ/
  • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /təˈrʏx/

Woordafbreking

• te·rug

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘bijwoord van richting: achteruit, retour’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1376

Bijwoord

terug

1. alweer, opnieuw

   • Hij is terug ziek geworden. 

2. weer naar het punt van uitgang

   • Ik ga weer terug naar huis. 

   ▸ Dat was in 1905. Nu was het 1940 en was je terug bij het uitgangspunt. Het was alsof je de Kleivebron opnieuw bouwde.

3. achteruit

   • Ga eens even een meter terug, volgens mij ben je op iets getreden. 

   ▸ Ze zeiden dat het de koudste winter sinds honderd jaar was of in elk geval zo ver terug in de tijd als iemand zich kon herinneren. Het kwik daalde soms tot rond de -40, hoewel de wind minder erg was dan daarboven op de vlakte.

Afgeleide begrippen

   

geldterugactie terugbekomen terugbellen terugbetalen terugbezorgen terugbladeren terugblazen terugblik terugblikken terugboeken terugbouwen terugbreken terugbrengen terugbuigen terugclaimen terugdeinzen terugdenken terugdoen terugdraaien terugdrijven terugdringen terugdrukken terugduwen terugeisen terugfaxen terugfietsen terugflitsen terugfluiten teruggaaf teruggaan teruggang teruggave teruggebouwd teruggeven terugglijden teruggooien teruggrijpen teruggroeien teruggroeten terughalen terughangen terughoren terughouden terughoudend terugjagen terugkaatsen terugkeer terugkelderen terugkennen terugkeren terugkerend terugkijken terugkomen terugkopen terugkoppelen terugkrabbelen terugkrabben terugkrijgen terugkruipen teruglach teruglachen terugleggen terugleiden terugleveren teruglezen teruglokken teruglopen terugluisteren terugmailen terugmarcheren terugmars terugmatch terugmelden terugname terugnemen terugontvangen terugpakken terugpinnen terugplaatsen terugploegen terugplooien terugpompen terugrapporteren terugredeneren terugreiken terugreis terugreizen terugrekenen terugrennen terugrijden terugrit terugroeien terugroepen terugronde terugschakelen terugschelden terugschieten terugschoppen terugschrijven terugschrikken terugschroeven terugslaan terugslag terugslepen terugsluipen terugsluizen terugsnoeien terugspelen terugspoelen terugspringen terugstappen terugsteken terugstelen terugstellen terugstoot terugstoppen terugstorten terugstoten terugstromen terugstuiten terugsturen terugtellen terugtocht terugtoets terugtrappen terugtred terugtreden terugtrekken terugvallen terugvaren terugvechten terugveranderen terugverdienen terugveren terugverhuizen terugverkopen terugverlangen terugveroveren terugvertalen terugvervoeren terugverwachten terugverwijzen terugvinden terugvliegen terugvloeien terugvlucht terugvluchten terugvoeren terugvolgen terugvorderen terugvorming terugvragen terugvuren terugwandelen terugwedstrijd terugweg terugwensen terugwerken terugwerkend terugwerpen terugwijken terugwijzen terugwinnen terugzakken terugzeggen terugzenden terugzetten terugzien terugzinken terugzoeken terugzwaaien

Uitdrukkingen en gezegden

• dezelfde weg terug afleggen
• Ergens niet van terug hebben

Geen goed weerwoord op iets hebben (met als gevolg vaak gezichtsverlies)

• Terug van weggeweest

Vertalingen

    terug van weggeweest   

Deens: tilbage (da) Duits: wieder da, wieder aktuell, zurück (de)

Noors: tilbake (no) Nynorsk: tilbake (nn)

Achterzetsel

terug

1. geleden

   • Drie weken terug heb ik een e-mailbericht van hem ontvangen. 

Vertalingen

    1.   

Papiaments: bèk

Spaans: atrás (es)

Gangbaarheid

• Het woord terug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "terug" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.