sue
Uiterlijk
- sue
vervoeging van |
---|
sueën |
sue
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sueën
- Ik sue.
- gebiedende wijs van sueën
- Sue!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sueën
- Sue je?
- Het woord sue staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
suer |
sue