rot
Uiterlijk
- rot
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | rot | rotten |
verkleinwoord | rotje | rotjes |
- [A] erfwoord via Middelnederlands rot van Oudnederlands rot, in de betekenis ‘vuil, modderig’ aangetroffen vanaf 1028 (als onderdeel van de waternaam Rotte), in de betekenis van ‘bedorven’ aangetroffen vanaf 1407; gaat terug op Proto-Westgermaanse werkwoord *rotēn ‘ rotten ww ’ [1] [2] [3] [4]
- zn: naamwoord van handeling van rotten ww [5]
- [B] via Middelnederlands rotte van Oudfrans rote / route "bende; weg", in de betekenis van ‘rij militairen van opzij gezien’ aangetroffen vanaf 1285 [6] [7] [4]
- [C] van Middelnederlands rotte [8] [9]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rot | rotter | rotst |
verbogen | rotte | rottere | rotste |
partitief | rots | rotters | - |
[A] rot
- door bederf aangetast
- Een rot ei verspreidt een opvallende stank.
- (figuurlijk) beroerd, onaangenaam
- Het was koud en nat en hij voelde zich rot.
- gebruikt als eerste deel van samenstellingen om het tweede deel een negatieve strekking te geven
- Door de aanhoudende regen was het een rotdag voor een wandeling.
- Dat rotland! Die rotregering!
- versterkend voorvoegsel vaak in samenstellingen waarin het tweede deel al een negatieve strekking heeft
- De bezoekers aan het festival lieten een grote rotzooi achter van flesjes, blikjes, bekers, bakjes en andere verpakkingen.
- mijn fiets is gestolen en daarom moest ik vanochtend een roteind lopen
- ▸ Fijn, kan ik eindelijk weer langs Nederland 3 zappen zonder die rotkop van Claudette de Boer te zien.[10]
2.1 "samenstellingen met "rot" als eerste deel in de betekenis "beroerd, onaangenaam
- rotavond
- rotbaan
- rotbak
- rotbeest
- rotboel
- rotboelen
- rotcent
- rotdag
- rotding
- rotfilm
- rotgevoel
- rothond
- rothumeur
- rotjoch
- rotjochie
- rotjong
- rotjongen
- rotkar
- rotkerel
- rotkind
- rotklus
- rotleven
- rotmeester
- rotmeid
- rotmok
- rotopmerking
- rotperiode
- rotplek
- rotpolitiek
- rotregens
- rotschool
- rotstad
- rottijd
- rotvakken
- rotvent
- rotweer
- rotwerk
- rotwoord
2.2 samenstellingen met "rot" als eerste deel in de betekenis "heel erg"
- [1] Samenstellingen met "rot" als eerste deel in de betekenis "door bederf aangetast" kunnen (ook) worden opgevat als samengesteld met het zelfstandig naamwoord "rot" in de betekenis "bederf" en zijn voor het overzicht alleen hieronder op die plaats vermeld.
- Zo rot als een mispel zijn
Ernstig bedorven, meestal figuurlijk gebruikt
- Een rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand
Als iemand uit een groep een fout maakt, is dat slecht voor (de reputatie van) alle leden
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | rot | - |
verkleinwoord | - | - |
het rot o
- proces waarbij iets bederft, bijvoorbeeld bij etenswaar
- In die aardappels zit het rot.
- De rot zit erin
Iets is verrot (vaak in figuurlijke zin)
vervoeging van |
---|
rotten |
[A] rot
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | rot | roten |
verkleinwoord | rotje | rotjes |
het rot o
- (militair) benaming voor een reeks manschappen uit opeenvolgende gelederen die direct achter elkaar staan opgesteld, ook gebruikt voor vergelijkbare opstellingen zoals van voertuigen
- Zij moesten zich opstellen in rotten van drie
- (historisch) bepaalde manier om 4 geweren tegen elkaar steunend op de grond te zetten
- Zij zetten de geweren aan rotten.
- (verouderd) kleinste eenheid van manschappen in een leger
- [1] gelid
- [1] rotgezel, rotsgewijs,
[C] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | rot | roten |
verkleinwoord | (rotje) * | (rotjes) * |
[C] de rot v
- Het verkleinwoord "rotje" is vooral gangbaar als benaming voor een bepaald soort vuurwerk.
[C] rot m
- (persoon) (figuurlijk) oude ~ iemand die al lang meedraait
- Hij is intussen een oude rot.
- Een oude rot in het vak
Iemand die een vak door ervaring goed heeft leren beheersen
- Het woord rot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rot" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[11] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ rot (bedorven) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ hillegersberg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 4,0 4,1 "rot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ rot (legerschaar) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ rat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “IJsvrij!” (2012), Meulenhoff Boekerij , ISBN 9789460233869, p. 53
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- rot
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
rot |
roter röter |
am rotesten am rötesten |
alle verbuigingsvormen |
rot
- den roten Teppich ausrollen
de rode loper uitrollen (iemand eervol begroeten)
- der rote Faden
de rode draad
- die rote Laterne
de rode lantaarn
- ein rotes Tuch für jemanden sein
op iemand werken als een rode lap op een stier
- rot werden
rood worden
- sich etwas im Kalender rot anstreichen
op de kalender iets met rood markeren
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to rot |
he/she/it | rots |
verleden tijd | rotted |
voltooid deelwoord |
rotted rotten |
onvoltooid deelwoord |
rotting |
gebiedende wijs | rot |
rot
- onovergankelijk rotten, verrotten [1]
- onovergankelijk verrotten [2], wegkwijnen
- «I hope he rots in jail.»
- Ik hoop dat 'ie in het gevang verrotten mag.
- «I hope he rots in jail.»
- onovergankelijk achteruitgaan, vervallen [1]
- overgankelijk doen bederven, doen rotten
- overgankelijk aantasten, beschadigen
- overgankelijk, (informeel) (BE) plagen, sarren
enkelvoud | meervoud |
---|---|
rot | rots |
rot
- bederf, het rotten, verrotting
- achteruitgang, verval
- (dierkunde) hoefziekte
- rot
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
rot |
rot
- rot
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | rot | roten | rötter | rötterna |
genitief | rots | rotens | rötters | rötternas |
rot g
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Erfwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Versterkend voorvoegsel in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Militair in het Nederlands
- Historisch in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Persoon in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 3
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Woorden in het Duits met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Duits
- Kleur in het Duits
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 3
- Werkwoord in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Informeel in het Engels
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Dierkunde in het Engels
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 3
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Pennsylvania-Duits
- Kleur in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 3
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds
- Biologie in het Zweeds