Naar inhoud springen

resten

Uit WikiWoordenboek
  • res·ten

de restenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rest
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
resten
restte
gerest
zwak -t volledig

resten

  1. absoluut overblijven, over zijn
    • Er restte hem weinig anders dan opnieuw te beginnen. 
  • De voltooide tijden zijn zeldzaam
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • res·ten
Naar frequentie 482

resten

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van rest


  • res·ten
Naar frequentie 547

resten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van rest


  • res·ten

resten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van rest


vervoeging van
restar

resten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van restar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van restar


  • res·ten
Naar frequentie 621

resten

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van rest