orthopedie
Uiterlijk
- Geluid: orthopedie (hulp, bestand)
- or·tho·pe·die
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘leer van het verbeteren van afwijkingen aan het bewegingsapparaat’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Een tatsam-afleiding van Oudgrieks ὀρθός en παιδεία. Nicholas Andry voerde in 1741 het woord "Orthopaedia" in, afgeleid van orthos ("correct", "rechtop") en paideia ("opvoeden" gewoonlijk van een kind), met de publicatie van Orthopaedia: or the Art of Correcting and Preventing Deformities in Children. (met het voorvoegsel ortho-)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | orthopedie | - |
verkleinwoord | - | - |
de orthopedie v
- leer van de afwijkingen van het menselijk bewegingsapparaat
- Het woord orthopedie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "orthopedie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "orthopedie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be