objectief
Uiterlijk
- ob·jec·tief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zich bepalend tot de feiten’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Naamwoord van handeling van objectiveren
- afgeleid van het Franse objectif of daarvoor van het Latijnse 'obiectivus'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | objectief | objectieven |
verkleinwoord | objectiefje | objectiefjes |
het objectief o
- (optica) de lens (of het lenzenstelsel) van een optisch instrument (bijvoorbeeld een microscoop of verrekijker) die zich het dichtst bij het te bekijken voorwerp ('object') bevindt
- Een camera met een verwisselbare objectieven.
- groothoekobjectief, macro-objectief, projectorobjectief, spiegelobjectief, standaardobjectief, teleobjectief, zoomobjectief
- objectiefprisma, objectiefrevolver, objectiefring, objectiefzijde, objectivisme, objectivist, objectiviteit
1. lens
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | objectief | objectiever | objectiefst |
verbogen | objectieve | objectievere | objectiefste |
partitief | objectiefs | objectievers | - |
objectief
- waarneembaar.
- niet beïnvloed door persoonlijke meningen, belangen of ideeën
- De commissie bracht een objectief verslag over het gebeurde uit.
1. waarneembaar
2. onpartijdig, volgens de feiten, neutraal
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
objectief | objectiever | het objectiefst |
objectief
- op een onpartijdige, neutrale wijze; zich aan de feiten houdend
- De commissie heeft het geval objectief onderzocht.
- ▸ `Vind je niet dat Venetië ook iets triests heeft? Als je Piazza San Marco zo overziet, zou je objectief gezien moeten vaststellen dat het er druk is. Toch maakt het plein een wezenloze en verlaten indruk, alsof het met zijn gedachten ergens anders is.[2]
- ▸ Niemand sprak Martina tegen en het vervolg van de discussie werd zowel ingetogener als ingewikkelder, zoals toen ze de verschillen begonnen uit te spitten tussen objectieve en subjectieve redenen voor een Sovjetpoging om de hervormingspolitiek met geweld te stoppen.[3]
1. onpartijdig, volgens de feiten, neutraal
- Het woord objectief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "objectief" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "objectief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 27
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Optica in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %