merken
Uiterlijk
- mer·ken
- In de betekenis van ‘van een teken voorzien, gadeslaan, opletten’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van merk met het achtervoegsel -en ??
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
merken |
merkte |
gemerkt |
zwak -t | volledig |
merken
- inergatief iets waarnemen of herkennen, gewaarworden
- Je kon merken dat de man het moeilijk had na het overlijden van zijn zoon.
- ▸ Zelfs het hoogteverschil kon ik duidelijk aan mijn ademhaling merken.[2]
- ▸ Aan de bar in een klein dorpje vertelde de barman me een bijzonder verhaal over ene Seth Orme – trailname Cap – een 26-jarige jongen uit North-Carolina, die iets voor me op de trail liep. Hij had tijdens zijn vele hikes in de National Parks gemerkt hoe veel afval en wc-papier daar werd weggegooid.[2]
- overgankelijk een merk aanbrengen op, markeren
1. iets waarnemen of herkennen
de merken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord merk
- Het woord merken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "merken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "merken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %