medio
Uiterlijk
- me·dio
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord van tijd: midden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1607 [1]
medio
- ergens in het midden van iets, gewoonlijk een tijdvak of maand
- Vanaf medio september zal dat overal verkrijgbaar zijn.
- Het woord medio staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "medio" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "medio" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈme.ðjo̞/
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | medio | medios |
vrouwelijk | media | medias |
- me·dio
enkelvoud | meervoud |
---|---|
medio | medios |
medio m
- midden, centrum, middelpunt
- middel, maatregel
- geldmiddelen (mv)
- por falta de medios
bij gebrek aan geldmiddelen
medio
vervoeging van |
---|
mediar |
medio
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mediar
- medio in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 82 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 5
- Woorden in het Spaans met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Spaans
- Zelfstandig naamwoord in het Spaans
- Werkwoordsvorm in het Spaans