legere

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  legere    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• le·ge·re

Bijvoeglijk naamwoord

legere

1. verbogen vorm van de vergrotende trap van leeg

Latijn

Woordafbreking

• le·ge·re

Woordherkomst en -opbouw

• Wellicht te herleiden tot Indo-Europees *leǵ- en verwant met Latijn lēx ("wet"), Grieks λέγω, Albanees mbledh. Ondanks de overeenkomst in vorm èn betekenis wordt meestal aangenomen dat het Nederlandsse lezen niet verwant is.

stamtijd
infinitief	1e pers. enk. ind. praes. act.	1e pers. enk. ind. perf. act.	supinum
legere	legō	lēgī	lēctum
derde vervoeging	volledig

Werkwoord

legere

1. actief infinitief praesens van legere
2. overgankelijk kiezen, uitkiezen; verzamelen
3. overgankelijk lezen
4. overgankelijk onderwijzen