leftover
Uiterlijk
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
leftover | - | - |
leftover
- overblijvend, resterend (en onbenut)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
leftover | leftovers |
leftover (meestal gebruikt in het meervoud)
- overblijfsel, rest
- (kookkunst) overblijfsel, restje, kliekje (overblijfsel of restjes van voedsel)
- «Are we having leftovers again from yesterday?»
- Hebben we weer restjes van gisteren?
- «Are we having leftovers again from yesterday?»
- overblijfsel (een anachronistische overleving)
- «The law is a leftover from earlier times.»
- De wet is een overblijfsel uit vroeger tijden.
- «The law is a leftover from earlier times.»
- [1]: remains
- [2]: leftover day