kweker
Uiterlijk
- kwe·ker
- Naamwoord van handeling van kweken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kweker | kwekers |
verkleinwoord | kwekertje | kwekertjes |
de kweker m
- (beroep) iemand die zich toelegt op het kweken
- Wat is belangrijk voor een kweker van papegaaien.
- ▸ De deelnemers krijgen de gladiolen traditiegetrouw van het publiek aangeboden op de laatste dag van het wandelevenement. Met hun armen vol bloemen lopen ze de stad in over de Sint Annastraat, die dan voor even Via Gladiola heet. Dit jaar dus niet. "Dat is toch wel even balen, om het zo maar te zeggen", zegt kweker Theo Theunissen tegen Omroep Gelderland.[1]
- een toestel dat het kweken van iets vergemakkelijkt
- Deze kweker is ideaal om thuis zelf grote hoeveelheden tarwegras te kweken.
- bloemenkweker, bollenkweker, boomkweker, mosselkweker, oesterkweker, plantenkweker, thuiskweker, zalmkweker
- Het woord kweker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kweker" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Kweker heeft 300.000 gladiolen over door afgelasting Vierdaagse” (2 juni 2020), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be