krabbelen
Uiterlijk
- krab·be·len
- In de betekenis van ‘herhaaldelijk krabben’ voor het eerst aangetroffen in 1432 [1]
- afgeleid van krabbel met het achtervoegsel -en [2]
- frequentatief gevormd uit krabben met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
krabbelen |
krabbelde |
gekrabbeld |
zwak -d | volledig |
krabbelen
- overgankelijk de huid met de nagels bewerken
- De hond vond het heerlijk wat achter de oren gekrabbeld te worden.
- wederkerend de eigen huid met de nagels bewerken
- Hij krabbelde zich achter de oren en zei: "Tja, dat is nou ook wat!"
- zonder veel aandacht schrijven of tekenen
- Ik krabbel je nog gauw dit kaartje.
- handen of benen onbeholpen bewegen
- Telkens als hij viel, krabbelde hij weer overeind.
- achteruitkrabbelen, afkrabbelen, bekrabbelen, bijkrabbelen, doorkrabbelen, neerkrabbelen, opkrabbelen, overkrabbelen, terugkrabbelen
3. zonder veel aandacht schrijven of tekenen
- Het woord krabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krabbelen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "krabbelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ krabbelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Frequentatief in het Nederlands
- Achtervoegsel -el in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %