Naar inhoud springen

koen

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Koen
  • koen
  • In de betekenis van ‘dapper’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afgeleid van het Middelnederlandse coene, van het Middelnederduitse köne, van het Oudhoogduitse chuoni.[2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen koen koener koenst
verbogen koene koenere koenste
partitief koens koeners -

koen

  1. dapper, heldhaftig, moedig
    • Een koene ridder. 
82 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]


  • ko·en
Naar frequentie 45822

koen

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van ko