journalist
Uiterlijk
- Geluid: journalist (hulp, bestand)
- jour·na·list
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verslaggever’ voor het eerst aangetroffen in 1790 [1]
- Afgeleid van het Franse woord journal (dagelijks) met het achtervoegsel -ist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | journalist | journalisten |
verkleinwoord | journalistje | journalistjes |
de journalist m
- (beroep) (media) verslaggever, iemand die nieuwsfeiten publiceert
- De journalist schreef kritische artikelen over de bezetting.
- ▸ Er zouden tussen de 200 en 300 Oekraïense militairen zijn geëvacueerd uit de Azovstal-staalfabriek, twittert Nieuwsuur-verslaggever Gert-Jan Dennekamp. Een journalist van de Russische tv-zender RT zou dat hebben gezegd. Het zou enkel om gewonde militairen gaan, die nu onderweg zijn naar een ziekenhuis ten oosten van Marioepol.[2]
|
- journalist-cabaretier, journalist-schrijver, journalistenbond, journalistencafé, journalistenjargon, journalistenkring, journalistenstand, journalistenvakbond, journalistenvereniging, journalistisch
- mannelijke vorm van journaliste
verslaggever, iemand die nieuwsfeiten publiceert
- Het woord journalist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "journalist" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "journalist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “'200 tot 300 militairen geëvacueerd uit Azovstal-fabriek' • Burgerdoden in Sjevjerodonetsk” (16 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: journalist (hulp, bestand)
- IPA: / ʃor‿nalịs:t /
- Afkomstig van het Franse zelfstandige naamwoord journaliste
- Zweeds zelfstandig naamwoord met het achtervoegsel -ist
Naar frequentie | 3915 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | journalist | journalisten | journalister | journalisterna |
genitief | journalists | journalistens | journalisters | journalisternas |
journalist, g
- (beroep), (media) journalist
- «Över tjugotusen journalister rapporterar från spelen som ses på tv av miljontals bänkidrottare.»
- Meer dan twintigduizend journalisten rapporteren van de Spelen die op TV door miljoenen van "sofasporters" (televisiekijkers) worden gezien.
- «Över tjugotusen journalister rapporterar från spelen som ses på tv av miljontals bänkidrottare.»
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ist in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Media in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 10
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Woorden in het Zweeds met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ist in het Zweeds
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds
- Beroep in het Zweeds
- Media in het Zweeds