japen
Uiterlijk
- ja·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
japen |
jaapte |
gejaapt |
zwak -t | volledig |
japen
- overgankelijk heftig uithalen met een mes of ander scherp voorwerp
- Hij jaapte zijn tegenstander in het gezicht en veroorzaakte zo een lelijk litteken.
de japen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord jaap
- Het woord japen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "japen" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 65 %
- Prevalentie Vlaanderen 46 %