Naar inhoud springen

har

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Haarhår


  • har
enkelvoud meervoud
naamwoord har harren
verkleinwoord harretje harretjes

de harv / m

  1. scharnier
13 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • har
Naar frequentie 10

har

  1. tegenwoordige tijd van have


har onbezield

  1. (dierkunde) worm, rups


  • har
Naar frequentie 9

har

  1. tegenwoordige tijd van ha


  • har

har

  1. tegenwoordige tijd van ha

har

  1. gebiedende wijs van hare


  • har
Naar frequentie 9

har

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ha
    «…jag har…»
    …ik heb…
    «Jag har en bil.»
    Ik heb een auto.
    «…du har…»
    …jij hebt…
    «Du har en bil.»
    Jij hebt een auto.
    «…hon har…»
    …zij heeft…
    «Hon har en bil.»
    Zij heeft een auto.
    «…vi har…»
    …wij hebben…
    «Vi har en bil.»
    Wij hebben een auto.
    «…ni har…»
    …jullie hebben…
    «Ni har en bil.»
    Jullie hebben een auto.
    «…ni har…»
    …u heeft…
    «Ni har en bil.»
    U heeft een auto.
    «…de har…»
    …zij hebben…
    «De har en bil.»
    Zij hebben een auto.