hafif
Uiterlijk
- ha·fif
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
hafif | daha hafif | en hafif |
hafif
- licht, niet zwaar
- licht, makkelijk, weinig inspanning vergend, niet vermoeiend
- lichtzinnig, luchthartig, frivool, onbezonnen, wuft
- licht, licht verteerbaar, makkelijk verteerbaar (van voeding)
- licht, mild, zwak (met geringe intensiteit of effect)
- licht, onbeduidend, onbelangrijk
- licht, ondiep, onvast (van slaap)
- [1] ağır