haf
Uiterlijk
- haf
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘strandmeer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1670 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haf | haffen |
verkleinwoord |
het haf o
1.
- Het woord haf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "haf" herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "haf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
haf | hafau |
haf m