grijpend

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  grijpend    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• grij·pend

Bijvoeglijk naamwoord

	stellend
onverbogen	grijpend
verbogen	grijpende
partitief	grijpends

grijpend

1. verscheurend, pakkend, pakkend met klauwen

   • De vrouwen graaien met grijpende handen de koopjes uit de bakken tijdens de uitverkoop. 

Vertalingen

    1.   

IJslands: hrífandi (is)

Werkwoord

vervoeging van:	grijpen
verbogen vorm:	grijpende

grijpend

1. onvoltooid deelwoord van grijpen

Gangbaarheid

• Het woord grijpend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.