fumiste
Uiterlijk
- IPA: /fyˈmist/, (duidelijk uitgesproken) /fyˈmistə/
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
fumiste | le fumiste | fumistes | les fumistes |
- fu·mis·te
- m een vakman of vakvrouw op het gebied van verwarmingstoestellen en afvoerinstallaties die tevens gaat over de instandhouding ervan.
- «Mais cette cheminée fume, cela est fort incommode. — Que ne m’en avez-vous prévenu ? J’aurais fait appeler le fumiste, dit le propriétaire qui ne voulait pas être en reste de procédés. Demain, je ferai venir les ouvriers.[1]»
- Maar die schoorsteen rookt, dat is zeer hinderlijk. - Waarom heeft u me er niet van verwittigd? Ik zou de kachelsmid hebben laten roepen, zei de eigenaar die niet in goede manieren wilde onderdoen. Morgen zal ik de arbeiders laten komen.
- «Mais cette cheminée fume, cela est fort incommode. — Que ne m’en avez-vous prévenu ? J’aurais fait appeler le fumiste, dit le propriétaire qui ne voulait pas être en reste de procédés. Demain, je ferai venir les ouvriers.[1]»
- m of v (omgangstaal, figuurlijk) grapjas, lolbroek, grappenmaker, komiek
- «Avouez-nous cela franchement, mon cher Lusigny, poursuivit Alfred, n’est-ce pas que c’est votre fumiste que vous nous avez amené ce soir pour nous mystifier ?[2]»
- Bekent u dat eerlijk, mijn beste Lusigny, ging Alfred verder, is het niet zo dat het uw grappenmaker is die u vanavond naar ons hebt meegenomen om ons de das om te doen?
- «Avouez-nous cela franchement, mon cher Lusigny, poursuivit Alfred, n’est-ce pas que c’est votre fumiste que vous nous avez amené ce soir pour nous mystifier ?[2]»
- m of v (omgangstaal, figuurlijk) flierefluiter, een persoon die niets serieus en volhardend doet en op wie men niet kan rekenen.
- «Il n’a rien fait de ce qu’il a promis, quel fumiste![3]»
- Hij heeft niets gedaan van wat hij heeft beloofd, de flierefluiter!
- «Il n’a rien fait de ce qu’il a promis, quel fumiste![3]»
- [2] farceur / farceuse, mystificateur / mystificatrice, plaisantin
- [3] fantaisiste, plaisantin
- [1] ramoneur
- [3] amateur / amatrice, dilettante
- [1] fumisterie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk / vrouwelijk |
fumiste | fumistes |
fumiste
- oneerlijk, onoprecht, onwaarachtig, onbetrouwbaar
- «En un tour de main, l’élève fumiste en saisit un par l’oreille et le fait disparaître sous son vaste paletot.[4]»
- In een handomdraai greep de oneerlijke leerling er één bij zijn oor en deed hem verdwijnen onder zijn wijde overjas.
- «En un tour de main, l’élève fumiste en saisit un par l’oreille et le fait disparaître sous son vaste paletot.[4]»
- ↑ Franse Wikisource; Henry Murger: Scènes de la vie du bohème, hoofdstuk XIX, 1848
- ↑ Franse Wikisource; Delphine Gay de Girardin: Il ne faut pas jouer avec la douleur, hoofdstuk 4, 1853
- ↑ Paul Robert (uitgever): Le Nouveau Petit Robert 2007 - Dictionnaire Alphabétique et Analogique de la Langue Française, nouvelle millésime, Paris 2007. p.1114
- ↑ Émile Goudeau: Dix ans de bohème, éd. Champ Vallon, 2000. p.429