frik
Uiterlijk
- frik
- In de betekenis van ‘schoolmeester’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1914 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | frik | frikken |
verkleinwoord | frikje | frikjes |
de frik m
- (onderwijs) een bekrompen schoolmeester
- Het woord frik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "frik" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "frik" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be