drost
Uiterlijk
- drost
- van Middelnederlands drost, (verkorting) van drossaard, in de betekenis van ‘bestuursambtenaar’ aangetroffen vanaf 1354-1408 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drost | drosten |
verkleinwoord |
de drost m
vervoeging van |
---|
drossen |
drost
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drossen
- Jij drost.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drossen
- Hij drost.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van drossen
- Drost!
- Het woord drost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drost" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Middelnederlandsch Woordenboek
- ↑ drost op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Verkorting in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Geschiedenis in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 73 %
- Prevalentie Vlaanderen 34 %