delicado
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | delicado | delicados |
vrouwelijk | delicada | delicadas |
- de·li·ca·do
delicado
- delicaat, kwetsbaar, fragiel, broos
- slank, dun, teder
- lastig, kritiek, precair, hachelijk
- fijnzinnig, verfijnd
- onprettig, onaangenaam
- zorgwekkend, kritiek, benard
- zwak, slap, zacht, week
- gracieus, sierlijk, elegant
- fijngevoelig, fijnzinnig
- subtiel, fijn
- delicaat, fijn van smaak
- [1] frágil
- [2] esbelto
- [3] precario
- [4] delicamente
- [5] desagredable
- [6] crítico
- [7] débil
- [8] gracioso
- [9] sensible
- [10] sutil