concert
Uiterlijk
- con·cert
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘muziekuitvoering’ voor het eerst aangetroffen in 1710 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | concert | concerten |
verkleinwoord | concertje | concertjes |
het concert o
- (muziek) een muziekuitvoering door een orkest, ensemble, een koor etc.
- Tijdens het concert van het philharmonisch orkest was het muisstil in de zaal.
- (muziek) een muziekstuk voor een solo-instrument in samenspel met een orkest
- Hij speelde het tweede pianoconcert van Mozart.
- [1] muziekuitvoering, optreden
- [2] concerto
|
- [1] recital
1. een muziekuitvoering door een orkest etc.
- Het woord concert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "concert" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "concert" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ concert op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be