citron
Uiterlijk
- van het Latijnse citrus (citroen)
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
citron | le citron | citrons | les citrons |
citron m
- ne rien avoir dans le citron
- niet nadenken alvorens te handelen
- se presser le citron
- hard nadenken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | citron | citron |
vrouwelijk | citron | citron |
citron
citron m
citron g
- (fruit) citroen
- Det är gott med en klyfta citron i vattnet. – Dat is lekker met een stukje citroen in het water.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | citron | citronen | citroner | citronerna |
genitief | citrons | citronens | citroners | citronernas |
Categorieën:
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 6
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Fruit in het Frans
- Informeel in het Frans
- Bijvoeglijk naamwoord in het Frans
- Woorden in het Tsjechisch
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Plantkunde in het Tsjechisch
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 6
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds
- Fruit in het Zweeds