Naar inhoud springen

ces

Uit WikiWoordenboek
  • ces
enkelvoud meervoud
naamwoord ces cessen
verkleinwoord cesje cesjes

de cesv / m

  1. (muziek) een met een halve toon verlaagde toon "c
    • De toon “ces” klinkt in de getempereerde stemming, gelijk aan de toon “aïsis”. 
  2. (muziek) de grondtoon (tonica) van de “ces-mineurtoonladder”, een toonladder met tien mollen als voortekens, tevens een korte aanduiding van die toonladder
    • Een muziekstuk in ces wordt daargaans genoteerd in het gelijkklinkende b-mineur dat slechts twee kruisen als voortekens heeft. 
  3. (muziek) de grondtoon van het “ces-mineurakkoord”, de kleine drieklank op de eerste trap (tonica-akkoord) van de kleinetertstoonladder op die toon
    • De drie tonen van het ces-mineurakkoord (symbool: C♭m) in grondligging, zijn: ces - eses - ges. 
32 % van de Nederlanders;
13 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • ces

ces o

  1. (muziek) de toon ”ces”
  2. (muziek) ces: korte aanduiding van de toonaard “ces-mineur
    «Eine Sonate in ces
    Een sonate in ces kleine terts.


  • ces

ces mv (zowel m als v )

  1. deze, die (onzelfstandig gebruikt)
    «J'adore ces filles.»
    Ik ben dol op die meisjes.
  • ce m
  • cet m, voor een woord dat in de uitspraak met een klinker begint
  • cette v